14 januari 2021
Op weg naar een eerlijker verdienmodel voor boeren
Op weg naar een eerlijker verdienmodel voor boeren
Een betere boterham, met meer oog voor landschap en natuur
Met een boer praat je aan de keukentafel. Het afgelopen anderhalf jaar heb ik -deels online en deels ook fysiek- heel wat keukentafels gezien. En nog meer agrariërs. Ondernemers die trots zijn op hun bedrijf, omgeving en vakmanschap. Zorgen, pijn en frustratie nemen echter steeds vaker het gevoel van trots over. De corona-pandemie heeft hier geen positieve bijdrage aan geleverd. ‘Wat doe ik verkeerd’? Klinkt aan de keukentafels. Als Overijssels bestuurder blik ik terug op de keukentafelgesprekken en neem ik u mee naar de kansen die ik wel degelijk zie voor de agrarische sector. Samen met boeren, natuurbeheerders, grondeigenaren en de relevante partijen in de voedselketen ga ik de komende tijd op zoek naar een nieuw toekomstperspectief.
Door: Gert Harm ten Bolscher, gedeputeerde landbouw & natuur van Overijssel
De tegenstelling kan bijna niet groter. Aan de ene kant is er het succes van de Nederlandse landbouwsector. Het levert wereldwijd aanzien op. De sector is innovatief, het kennisniveau is hoog en men heeft een slimme handelsgeest. Nederland exporteerde vorig jaar voor 94,5 miljard euro aan producten en is daarmee de op een na grootste landbouwexporteur ter wereld. Aan de andere kant ervaren veel boeren dat ze klem zitten. Voor hen ontbreekt perspectief en is het plafond bereikt. Terwijl de samenleving alleen maar hogere eisen stelt. De stikstofcrisis was voor de sector de spreekwoordelijke druppel. Daar kwam de coronacrisis nog eens overheen.
In persoonlijke gesprekken heb ik de worsteling ervaren bij agrarisch ondernemers hoe ze hun bedrijf overeind probeerden te houden. Nadat prijzen van bepaalde voedingsproducten (soms) kelderden als gevolg van het wegvallen van de vraag vanuit de horecasector en tijdelijke beperkingen bij de export van producten. Andere ondernemers zagen neveninkomsten wegvallen omdat bijvoorbeeld kinderopvang tijdelijk niet meer mocht, het zorggedeelte van het bedrijf leeg kwam te staan of vergaderlocaties overbodig werden.
Pijnlijk waren de gesprekken met agrariërs die hun bedrijf moeten beëindigen omdat er echt geen perspectief meer is. Of het verhaal te horen van een boerengezin dat moet verhuizen vanwege natuurherstel. Rationeel begrepen ze het wel en zagen ze ook hun nieuwe kansen: weer een duurzame en gezonde boterham kunnen verdienen op een andere plek. Maar emotioneel doet het heel veel om je vertrouwde omgeving te verlaten dat al generaties familiebezit is. In een streek waar het noaberschap nog springlevend is.
Het gezin heeft mij als buitenstaander en vertegenwoordiger van de overheid mee laten voelen met hun vragen, gevoelens en verwarring. Ook al is de overheid nog wel eens medeverantwoordelijk voor die toestand. Het was goed om te luisteren en te ervaren dat je toch ook wat kunt betekenen door onduidelijkheden weg te nemen en mee te denken in oplossingen. Wat dat betreft kijk ik terug op mooie en open gesprekken.
Ik ben er ook achter gekomen dat oplossingen afhankelijk zijn van het type ondernemer. De ene familie ziet vanwege omliggende natuur zoveel beperkingen dat men besluit het bedrijf aan de provincie te verkopen en elders verder te boeren. Een andere familie koopt het bedrijf van de provincie en ziet juist kans om binnen alle beperkingen een bedrijf op te zetten waarmee men een prima boterham verdient. En beide families zijn achteraf blij met de keuze die ze hebben gemaakt.
Hoogwaardig voedsel, voor een lage prijs
Mocht u het nog niet weten, op alle agrarische erven wordt hard gewerkt. Dat is het beeld dat mij vooral is bijgebleven na alle gesprekken. Boer-zijn is geen baan, maar een manier van leven waarin de ondernemers veel uren in het bedrijf steken op soms de meest onmogelijke momenten. De producten worden op Europese of soms wereldschaal verkocht tegen concurrerende prijzen. Voor consumenten is dit systeem erg lucratief: kwalitatief hoogwaardig voedsel is in voldoende mate beschikbaar tegen een lage prijs, die geen recht doet aan wat wordt geleverd. Om maar iets te noemen: 32 cent voor een liter melk, 13 cent voor een kilo aardappelen of 7 cent voor een ei. Vergelijk dit met de prijzen die een consument betaalt.
Voedsel is een economisch product geworden en veel minder een menselijke behoefte die bijdraagt aan gezondheid en welzijn. In 1960 spendeerden we nog dertig tot veertig procent van ons inkomen aan voedsel. Nu is dat nog maximaal tien procent. Omdat voedsel zo goedkoop is geworden, hebben we als consument geld beschikbaar voor een vakantie, een (extra) auto, ruimte om gerieflijker te wonen, een keer uit eten te gaan. Ondertussen zijn onze boeren zitten vast komen te zitten in een systeem dat is gericht op intensivering en schaalvergroting. De landbouwketen moet sterk internationaal concurreren en dat vraagt om een lage kostprijs en een voldoende groot volume om de noodzakelijke infrastructuur in stand te houden van bijvoorbeeld kenniscentra, slachterijen, veilingen en verwerkers.
Boeren ageerden in het achterliggende jaar op allerlei manieren tegen milieuwetgeving, de maatschappij die van alles van hen verwacht, overheidsvoorschriften en de beperkte beloningen voor hun inspanningen. Die pijn en onzekerheid heb ik gevoeld. Want hoe realistisch is het dat je als samenleving een lage voedselprijs verwacht, terwijl je ondertussen steeds meer van onze boeren vraagt? We willen dat ze aandacht hebben voor biodiversiteit, vermindering van de stikstofemissie, verduurzaming van de bedrijfsvoering, meer dierenwelzijn en het vasthouden van water in gebieden. Maar in hoeverre durven wij onszelf als consument eerlijk aan te kijken in de spiegel en deze vraag te stellen: gunnen we de boer of boerin die bijdraagt aan het landschap in onze woonomgeving een eerlijke prijs of kiezen we voor het goedkoopste product in de supermarkt? En misschien is deze vraag nog belangrijker: weten wij als consument voldoende waarom het ene product duurder is dan het andere? Of kiezen we bij twee op het oog identieke producten altijd de goedkoopste variant, omdat we simpelweg het kwaliteitsverschil niet herkennen?
Tegelijk zie ik ook iets anders en dat stemt mij hoopvol. Zo steeg het afgelopen jaar de verkoop van producten vanaf eigen erf. Er wordt gesproken over omzetstijgingen van dertig procent ten opzichte van 2019. Dan kun je gerust spreken van een boost. Mede vanwege de coronacrisis kreeg de consument meer aandacht voor de herkomst en de kwaliteit van voedsel. We zijn ons als samenleving meer bewust geworden van het belang van de voedselvoorziening en de rol die de agrariërs daarin spelen.
Zoektocht naar een eerlijk verdienmodel
Wat de agrarische sector nodig heeft is een eerlijk verdienmodel. Een model dat op de langere termijn standhoudt. Voor die conclusie hoef je geen economie gestudeerd te hebben. Ik wil mij daar het komende jaar nadrukkelijk voor gaan inzetten. Duurzaam perspectief ontwikkelen zodat boeren een goede boterham kunnen blijven verdienen in een maatschappij die steeds meer vraagt. Gelukkig hoeven we niet vanuit niets te beginnen.
Vanuit het Rijk zijn en komen er middelen en programma’s die een bijdrage kunnen leveren aan een transitie van de agrarische sector. Denk daarbij aan een verduurzamingsregeling, een opkoopregeling, een omschakelfonds en mogelijke fondsen voor extensivering. De provincie speelt vaak een rol bij de praktische uitwerking van deze regelingen. Ik ben met name blij met verschillende moties en amendementen die aangenomen zijn bij de behandeling van de Stikstofwet in de Tweede Kamer eind december vorig jaar. Daardoor is er meer ruimte voor provincies om oplossingen te bedenken voor specifieke regionale problemen, zoals de toenemende droogte in Twentse natuurgebieden in combinatie met de hoge stikstofdepositie vanuit Duitsland. Verder is er meer oog voor het benutten van het vakmanschap van ondernemers, omdat doelen centraal komen te staan en minder de middelen. Ik roep de minister graag op om daar ruim de mogelijkheden voor te bieden en zal daar ook aandacht voor blijven vragen.
Als provincie Overijssel investeren we zelf ook. Zo hebben we onze onafhankelijke erfcoaches. Als boeren hun bedrijf willen beëindigen dan kan de erfcoach kosteloos advies geven hoe ze dit het beste kunnen doen. In een proces dat een boerenfamilie diep raakt kan een onafhankelijke sparringpartner een helpende hand bieden. Liever nog bieden we de agrariërs deskundigheid aan om ze te helpen te verduurzamen, zodat ze hand in hand met een gezonde natuur kunnen voortbestaan. Op allerlei manieren kunnen erfcoaches meedenken en vanuit hun brede deskundigheid zoeken naar oplossingen.
Daarnaast heeft de provincie een Agro&Food-programma. Via dit programma willen we uitvinden hoe extra inspanningen van agrariërs voor eerder genoemde maatschappelijke opgaven beter beloond kunnen worden. Geen subsidie maar een beloning voor de geleverde prestatie en het geleverde vakmanschap is het uitgangspunt. Structurele en eerlijke verdienmodellen. Zijn die er al? Op kleine schaal en in beperkte vorm wel. Maar hoe brengen we dit op een niveau waar iedereen ook bijdraagt aan de beloning? Daar gaan we samen met de sector, natuurbeheerders, grondeigenaren en de relevante partijen in de voedselketen mee aan de slag.
Buiten de overheid om zie ik ook initiatieven ontstaan. Agrariërs die willen extensiveren kunnen steeds vaker tegen aantrekkelijke voorwaarden grond krijgen van natuurorganisaties (als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, provinciale landschappen) en particuliere grondeigenaren. (Je spreekt van extensiveren wanneer meer grond per dier beschikbaar komt en wanneer dieren meer en langer buiten in de wei kunnen staan.) De natuur heeft baat bij deze vorm van landbouw. Een betere samenwerking tussen eigenaren van natuurgronden en agrariërs biedt soms bijzondere mogelijkheden om elkaar over en weer te versterken. Ik reken wat dat betreft ook op andere schakels in de voedselketen die hun bijdrage leveren aan de transitie in de landbouw.
Kloof dichten tussen consument en producent
Om echt stappen te zetten richting een beter verdienmodel voor agrariërs moet echter de kloof worden geslecht tussen consument en producent. Dat is mijn stellige overtuiging. Ik heb al eerder geconcludeerd dat voedsel een economisch product is geworden in plaats van een eerste levensbehoefte. De volgende situatie is daarbij tekenend. Bij een open dag op een boerderij stonden twee broertje van, ik schat, vijf en zeven jaar verwonderd te kijken bij de melkrobot. Ze vroegen zich af wat daar gebeurde. Stomverbaasd waren ze toen ze hoorden dat de koe gemolken werd en dat de melk uit de koe een paar dagen later bij hen op tafel zou staan als melk in een pak of yoghurt of vla. Ze renden vervolgens naar hun moeder om haar ervan te overtuigen dat melk toch echt uit de koe komt. Dit tafereel speelde zich niet af in hartje Amsterdam, maar op het platteland van Markelo. Wanneer elementaire kennis over voedsel ontbreekt. Als je geen idee hebt wat de verschillen zijn tussen twee soorten kipfilets, dan is het niet vreemd dat je dan kiest voor het goedkoopste product.
Vanuit het eerder genoemde Agro&Food-programma gaan we daarom initiatieven ondersteunen om voedselproducenten in contact te brengen met consumenten uit de eigen streek. Zo lanceren we begin dit jaar een initiatief om producenten van streekproducten te koppelen aan professionele afnemers. Denk daarbij aan bedrijfsrestaurants in ziekenhuizen, kantoorgebouwen en facilitaire afdelingen van verpleeghuizen. We verwachten dat op deze manier substantieel meer mensen in aanraking komen met lokaal geproduceerd voedsel. Met als bijvangst: gezond eten, weinig transportkilometers en waardering voor voedsel en voedselproducenten. Het mooie verhaal dat moet er ook bij verteld worden!
Ondernemerschap als sleutel tot succes
Ik neem weer plaats aan de keukentafel op de boerderij. Wat mij tijdens de vele gesprekken opviel is dat boeren die producten vanaf het eigen erf verkopen zelden praten over gebrek aan waardering. Ze genieten van het contact met de klanten en horen regelmatig dat hun producten en de verhalen achter die producten gewaardeerd worden. Over koeien die voor het eerst weer de wei in mogen, de eerste graskaas anderhalf tot twee maand later en dat de eerste graskaas net ietsje minder vol smaakt dan de kaas die gemaakt is nadat de koeienmagen zich weer helemaal aangepast hebben aan het jonge gras. Een andere boer neemt je mee naar de bloemrijke akkerranden en vertelt over de verschillende vlinders en insecten die zijn geteld. Al deze verhalen dragen bij aan het vergroten van de waarde van voedsel. Door het inkijkje dat je als consument krijgt in het leven op de boerderij en de zorg en aandacht die de boer besteedt aan ons voedsel en de kwaliteit van het landschap. Ik daag boeren uit om manieren te vinden om hun verhaal beter uit te dragen.
Ondernemerschap is in mijn optiek de sleutel om te voorkomen dat een boer in een knellende vicieuze cirkel blijft zitten. Hoe vervelend marktomstandigheden, druk vanuit de samenleving en regelgeving ook kunnen zijn, ik zie verschillende boeren die zich niet laten leiden door de onmogelijkheden maar zoeken naar nieuwe richtingen die wél kansen bieden. En daarmee hebben ze een succesvol bedrijf. Een fietsenmaker die e-bikes verkoopt en onderhoudt kan nog steeds een gezond bedrijf hebben. Dat was echter niet gelukt als hij alleen maar gewone fietsen was blijven leveren en onderhouden. Hetzelfde geldt voor installatiebedrijven die zich steeds meer op duurzame technieken richten en hun bedrijfsvoering afstemmen op wensen van de klant, bijvoorbeeld door onderhoud op avonden en zaterdagen uit te voeren. Die hebben ook prima toekomstperspectief. Dat zou heel anders zijn als zij zich alleen nog richten op gasketels en een dienstverlening van 8.00 uur tot 17.00 uur.
Ik begrijp dat het in de agrarische sector lastig is, gezien alle veranderingen die soms over elkaar heen buitelen, maar een ondernemer die zich laat leiden door onmogelijkheden en beperkingen die maakt het zichzelf erg moeilijk en misschien wel onmogelijk. Laat ik dan maar weer citeren uit een keukentafelgesprek, waarin een boer zei: ‘Ik wil niet dat konijn zijn dat stil op de weg blijft zitten, verblind door de koplampen van een auto die op hoge snelheid aan komt rijden!’
Langdurige zekerheid vanuit de overheid
Ook overheden en andere organisaties in en rond de voedselketen moeten stappen zetten. Ik heb al aangegeven hoe we vanuit de provincie Overijssel hieraan een bijdrage willen leveren. Ik verwacht wat dat betreft ook het nodige van het landbouwakkoord, als resultaat van een aangenomen motie in de Tweede Kamer. Dat akkoord moet langdurige zekerheid bieden aan de agrarische sector. Dus over kabinetsperiodes heen. Zekerheid over doelen die gehaald moeten worden en tegelijkertijd ook garantie bieden voor een eerlijke beloning voor kwaliteitsproducten en geleverde inspanningen. Deels zal dit akkoord vanuit landelijke afspraken ingevuld moeten worden. Deels moet dat ook in de provincies, want daar weten we met elkaar wat nodig is en hoe we elkaar kunnen versterken. Ik kijk er naar uit om hier in 2021 mee aan de slag gaan.
Gelukkig zie ik dat het merendeel van de agrarisch ondernemers over veerkracht beschikt en open staat voor innovaties. Een grote groep ondernemers pakt de handschoen op om hun agrarische bedrijfsvoering duurzamer en natuurinclusiever te maken. Als je dat combineert met het aanwezige ondernemerschap en vakmanschap, dan is er een goede basis om de landbouwtransitie gezamenlijk vorm te geven. Is dat een gemakkelijke opgave? Zeker niet! Dit kost tijd. Transities voltrekken zich niet in een paar jaar. Als we vakmanschap, ondernemerschap, duidelijkheid vanuit de overheid en een ketenaanpak bij elkaar brengen dan heb er alle vertrouwen in.